De keuken was al opgeruimd. Het was niet druk geweest in het restaurant die dag. Ze snapten er niks van. Normaal was er altijd wel wat te doen. Maar de laatste dagen bijna niks. Toen kwam er opeens een luxe touringcar vol grote kerels voorrijden. Ze wilden wat eten. Of dat nog kon. De gastvrouw zei dat ze van harte welkom waren en wees ze naar de tafels. Ze deelde menukaarten uit en nam de bestellingen op. De achtergrondmuziek ging aan en grote bladen bier en fris vonden hun weg naar de dorstige kelen. De koks gooiden de pannen op het vuur en begonnen gespannen maar opgewekt aan het bereiden van vijftig warme maaltijden. Anderhalf uur later reed de bus vol tevreden mensen verder. Het personeel van het restaurant zette er nog even de schouders onder om de boel op te ruimen. Toen het klaar was, dronken ze tevreden een groot glas bier.
De koeien op de stal waren de hele avond al onrustig. De boer wist wel wat er te gebeuren stond. Maar het was nog niet zover. Hij ging maar slapen. Hij zette de wekker om toch nog even te kunnen checken midden in de nacht. Toen hij ’s nachts de stal in kwam, wist hij genoeg. Een kalf moest geboren worden. Het leek niet helemaal goed te gaan. Hij belde de veearts die er een kwartier later stond. Samen hebben ze het gered. Alles was goed. Ze gingen nog even de boerderij in waar de boerin de koffie klaar had met een dikke plak koek. Aan de horizon werd het al licht.
De helikopter stond weer aan de grond. Er was veel gebeurd, maar ze waren weer veilig. De militairen sloegen elkaar kameraadschappelijk op de schouders. Ze hadden het weer gered. Zo ver van huis, vechten voor de goede zaak. Een van de militairen was dit keer wel bijzonder door het oog van de naald gekropen. Hij stond opeens oog in oog met zijn grootste vijand en had als eerste geschoten. Z’n hele geweer had-ie op ’m leeggeschoten. „Hij of ik. Hij of ik”, maalde er sindsdien voortdurend door zijn hoofd. Het was oorlog daar. En thuis moest hij erover zwijgen.
Ieder z’n vak.
Dagblad van het Noorden, 10 februari 2018