De zon kwam prachtig op. Jaren heb ik daar niks van meegekregen. Ja, als ik een keer de zon op zag komen, dan moest ik nog tandenpoetsen en naar bed. Maar de laatste tijd zie ik ‘m weer net zoals toen ik kind was.
Het was een prachtig gezicht vandaag. In de verte rooide men bieten. Felle lampen op de grote machines. Maar de grote, gigantische lucht daarachter en daarboven werd knalrood. En op een gegeven moment: de zon.
Dit gebeurt al sinds de eerste dagen van de aarde. Ver voor de mens en bietenrooiers bestonden. Elke dag die zon die opkomt.
Zonder zon was er geen leven op aarde. Zonder zon was er geen koffie. Ik schonk mij nog een kopje in en besloot een stukje te gaan rijden. De Vecht is rond deze tijd altijd zo mooi. Daar ging ik even heen. Vlak voor Schoonebeek, links, daar net voor De Boô, op dat stukje gras, staat trouwens een nieuw bordje. Een streng bordje. ‘Verboden Tuinafval Te Storten’, of zoiets staat erop. Een officieel bordje. Daar stond elke herfst altijd een paal in de grond met een plank eraan getimmerd waar met verf op gekwast stond: GEEN BLAD. Dat vond ik altijd mooi. Hoewel het twee Nederlandse woorden betrof: Drentser kan het niet. Iemand had liever niet dat men daar alle bladeren uit alle nette tuinen van het dorp stortte. Jarenlang was een zelfgemaakt bord met GEEN BLAD voldoende. Nu een spierwit bord met VERBODEN. Ongezellig, vond ik.
Sowieso: komt er hier in onze streken tegenwoordig meer blad van de bomen dan eerder? Overal langs de wegen zijn bulten bladeren bij elkaar geveegd. Mini-bulldozertjes maken grote hopen en steken pardoes de weg over, waardoor het verkeer maar even geduld moet hebben met doorrijden. Vrienden van mij die in het dorp wonen, klagen steen en been over fanatieke buren die elke dag opnieuw met een soort machines waar wind uit komt alle gevallen blaadjes van die dag bij elkaar blazen. Ik zie ook wagentjes van de gemeente rijden die druk zijn met het blad. Ja, bomen worden groter met de jaren. Je ziet het niet, maar het is wel zo. Daardoor zal er inderdaad heel veel meer blad zijn dan vroeger. Dus ja. Dat zal het wel zijn.
Voorbij Emlichheim sla ik af en dan via wat kleine weggetjes sta ik opeens langs de Vecht. De oude, mooie Vecht. Hoeveel herfsten spoelde deze rivier niet de laatste zweempjes nazomer weg? Hoeveel lentes bracht ze niet vers water voor een nieuw voorjaar, waardoor de natuur weer kon ontwaken uit een verdovende winter? Hoeveel gebroken harten heeft de aanblik van haar moederlijke kalmte niet getroost?
Ik reed na een wandeling via vele omwegen en verschillende aangename onderbrekingen bij andere Duitse rivierbochten en historische plekken weer terug naar waar ik weg kom. Al heb ik diep van binnen altijd al het gevoel gehad dat ik dichter bij de Vecht hoor. Eenmaal weer thuis zag ik het blad op mijn gras. Was me nooit eerder opgevallen. Ik keek maar mooi de andere kant op. De zon ging prachtig onder.
Dagblad van het Noorden, 28 november 2020