Veel mensen noemen het Gronings en het Drents dialecten. „Een dialect is in taalkunde de benaming voor een talige variëteit die niet als standaardtaal geldt”, aldus Wikipedia. Daarmee lijkt het dan net alsof het Gronings en het Drents variëteiten zijn van het Nederlands. Maar dat is niet zo. Het zijn variëteiten van het Nedersaksisch. Net als het Sallands, het Twents, Achterhoeks, Stellingwerfs en het Veluws. Het zijn dus op zich wel dialecten, maar Nedersaksische dialecten. Daarom is het sowieso misschien wel mooier het over ‘streektaal’ te hebben.
Het Nedersaksisch is inmiddels een officiële minderheidstaal in Europa. In Noord-Duitsland worden ook varianten van het Nedersaksisch gesproken. Nog wel. Een beetje. Her en der. Net als bij ons. Het gaat hard. Het verdwijnt. Afgelopen week stond het in deze krant nog te lezen. Het is gebeurd met de streektaal. Afgelopen. Jeugd spreekt het niet meer. Die weet alleen nog een paar woordjes. Vaak onbenullige uitdrukkingen.
Er wordt met alle goede bedoelingen wel van alles gedaan om de jeugd Drents te laten doen, in de hoop dat het daarmee blijft bestaan. Ze stimuleren jonge mensen om liedteksten in het Drents te maken bijvoorbeeld. Maar vaak spreken deze jonge zangers en zangeressen zelf nooit Drents, waardoor je vreemde taaldingen krijgt. Nederlandse teksten die verdrentst zijn. Maar goed. Men probeert het Drents in ieder geval in leven te houden. Zo was er ook een oproep om, in hoogstens vier woorden, iets Drents te verzinnen om op een sticker te zetten die mensen op de kliko kunnen plakken. Zodat er meer Drents in het straatbeeld komt. „VORT DER MET”, dacht ik meteen. ‘Der’ ja. Geen ‘d’r’. Het is „Anja d’r fiets”. Het is „Vort der met”. In het Drents is het trouwens „Anja zien fietse”.
Maar goed, stickers op de grijze containers en andere lichtvoetigheden: daar houd je een streektaal niet mee in leven, denk ik. Het is denk ik sowieso al heel lang te laat. Streektaal is voor veel mensen een sociolect geworden. Die mensen denken dat streektaal spreken iets is van een zogenaamd ‘sociaal lagere klasse’. Volstrekte waanzin natuurlijk. Mensen die dat denken, weten vaak niet eens het verschil tussen dialect of accent. Dus dat is sowieso moeilijk praten.
Talen komen en talen gaan. Het Nedersaksisch komt nog uit de Hanzetijd. Toen werd er gehandeld langs de kusten van de Oostzee tot diep in onze streken. Toen heeft die taal zich verspreid in zijn varianten. De Hanze als handelsverbond verdween. Holland werd de spil waarom het economisch ging draaien. De streektalen van het westen van ons land werden zo de standaardtaal. Het Hollands werd het Nederlands. En het Nederlands is eigenlijk al eeuwen bezig de andere talen weg te drukken. Dat gaat nou eenmaal zo. De jeugd in onze streken heeft zelfs het hippe polder-Hollandse accent al overgenomen. Is het erg? Ik weet het niet. De geest van het Nedersaksisch is nog lang niet vort. Ik denk dat wát er gezegd wordt voorlopig nog wel erg Nedersaksisch zal zijn. Het Nedersaksische zit ‘m meer in de inhoud dan in de gebruikte woorden en klanken. Of niet?
Dagblad van het Noorden, 19 september 2020