Wat een water. En er was al zoveel gevallen. Overal zijn diepe sporen in het bouwland te zien. Boeren probeerden de laatste bieten eruit te krijgen. Ik zag laatst ergens zo’n enorme bietenrooier vastzitten in de modder. Echt erin weggezakt. Meerdere trekkers ervoor om die gigantische oogstmachine eruit te trekken. Toen ik een eindje verderop weer een stuk zwart land zag met diepe, brede sporen erin dacht ik: Is het land te nat of zijn de machines te zwaar?
Het zal beide wel waar zijn. De landbouwmachines zijn er niet kleiner op geworden. En het is ook niet bepaald minder gaan regenen. Alhoewel. In de zomer is het dan weer veel te droog. Sla het overtollige water dan op, zou je zeggen. Maar dat schijnt niet te kunnen of zo. Het water wordt afgevoerd naar het IJsselmeer. Dat staat nu ook tot de rand toe vol, begreep ik. Het IJsselmeer is sinds de inpoldering dan ook een stuk kleiner dan het ooit was. En die Afsluitdijk ligt er. Is er te veel regen gevallen of is het IJsselmeer te klein geworden?
Ik rij verder. Even Duitsland in. Er ontstaat een gat in de bewolking. Blauwe lucht! Even later laat zelfs de zon zich even zien tussen de wolken door. Wat een verschil is dat toch. Een beetje zon doet al wonderen voor het gemoed. Een donker en verregend bos verandert door een paar zonnestralen opeens van een deprimerende zwart-wit foto in een hoopvol olieverfschilderij uit de Gouden Eeuw.
Als ik even door dat bos wandel, hoor ik zelfs een paar vogeltjes. De wind klinkt prachtig door de hoge, kale bomen. Het ruikt heerlijk in het bos. Ik loop op rubberlaarzen door de malse modder. Moet denken aan eerder. Met de rubberlaarzen door de blubber achter op het land. Vaak kwam je dan met natte voeten thuis. Óf door de sneetjes in de laarzen bij de hak, ontstaan door het vele aan- en uittrekken, óf doordat een laars vast bleef zitten in de modder, waardoor je met één sok in de koude blubber terechtkwam. Soms kwam je wel eens languit in de modder terecht. De grootste lol. Giebelend snel naar huis waar ma lachend zei: “Daor he’j de bende van Smerige Hendrik weer.” Buiten uitkleden. Binnen droge kleren aan en thee.
Het begint weer harder te waaien. De zon is verdwenen achter de donkere wolken. Weer een bui. Terug naar de auto. Natgeregend rij ik naar huis. Wat een water.
Dagblad van het Noorden, 27 januari 2024