Op een terras in Zuid-Frankrijk zit ik voor me uit te dromen. Wat heb ik hiernaar uitgekeken … De hele winter lang heb ik hieraan gedacht. Of aan uitkijken over de zee. Maakte niet uit welke zee. Of aan rijden over de vlakte. Maakte niet uit welke vlakte. Of rijden door de bergen. Zwemmen in een meer. Als het maar ergens anders was. Gewoon omdat ik niet weg kon. En nu zit ik ergens in Zuid-Frankrijk op een terras voor me uit te dromen. Met een espresso. Was dit wat ik zo miste
Ach, waarschijnlijk zal dat bij mij altijd zo gaan. Ik had het op de lagere school al. Gewoon het feit dat je niet zomaar weg kon lopen om op de fiets te stappen maakte me al ongedurig. Dan ging ik maar vast in de kop ergens naartoe. Maar dan opeens bleek dat ik nog steeds aan een tafeltje in de school zat met een onopgelost rijtje sommetjes voor m’n neus, nadat een meester of juffrouw schreeuwend had gevraagd of ik weer zat te dromen. Een van die lui zei in zo’n benauwd klaslokaal ooit tegen mij dat ik mijn hele leven zou verdromen als ik zo door zou gaan.
Ook als later een vriendin boos op me was. Omdat ik niet snapte wat ik verkeerd gedaan had. En dat ze maar doorging met allemaal dingen opnoemen die heus niet leuk voor haar waren. Ik had volgens haar ook een beetje lauw gereageerd toen we in de stad waren en zij snel even een boetiekje inging en mij sommeerde voor de winkel te blijven staan zodat ik daar weer eens met zes andere sufferds in dezelfde schuit stond te wachten. Dan probeerde ik haar uit te leggen dat ik waarschijnlijk het wachten probeerde te veraangenamen door te dromen over een mooie plek in de zon, ver weg. Vervolgens kwam er dan een heel verhaal of het met haar dan niet leuk genoeg was. En dan droomde ik wederom weg. Over rijden op een weg langs de rivier in het noorden van Idaho.
Dromen hebben muziek. Ook dagdromen. Een soort filmmuziek of een liedje. Muziek die nog niet bestaat. Soms ongrijpbaar als de rook van opa’s sigaar. Soms plakkerig als een suikerspin in het ponypark.
Ik bestel nog een espresso en denk aan de terugreis. Hoe zal ik rijden? Via Parijs? Zal ik daar stoppen? Of gewoon door? Door Nederland of een stukje om, zodat ik via Duitsland naar huis rij? Mooi dat laatste stuk daar. Knappen over de 31. En dan de grens over bij Zwartemeer. Langs het kanaal. Brug over. Rechtdoor. Mijn pad op. Mijn voordeur binnen. De geur. Mijn huis. Ik hoor mijn vleugel. Mijn gitaren. En toch… Thuiskomen is niet meer zoals het was, sinds ma er niet meer is.
Op een terras in Zuid-Frankrijk zit ik voor me uit te dromen. Hoe zou het nu geweest zijn als ze er nog was?
Dagblad van het Noorden, 3 juli 2021