Toen ik vanmorgen opstond, was de zon nog net niet op. Het zou niet lang meer duren, aan de kleuren te zien. De oostelijke horizon, pastelroze en -blauw. Een vreemde stilte buiten voor heel even. En plotseling tussen de berkenbomen achter in de verte, een heel klein streepje fel oranje, ja, het was de zon! Wat gaat dat snel zoals dat gaat, hoe hard dat ding opkomt! Opeens was het een halve bol oranje vuur geworden, die harder steeg dan je zou denken. Ik dacht aan een schilderij dat in Chicago hangt. The song of the lark heet het. Precies zo’n zon is daarop te zien. En een boerenmeisje met een sikkel. En een leeuwerik, een lark, zingt daar het hoogste lied. Geen leeuwerikjes hier, maar wel een koppel ganzen. Die, als de zon echt helemaal op is, opvliegen en vertrekken. Een nieuwe dag, een nieuwe bladzij, nieuwe energie.
Ik zie vanuit mijn keukenraam de hemel mooi verkleuren. Ik bak mij een eitje op. Koffie met hete melk. Klap de laptop open want ik ga een column maken. Straks ga ik beginnen, maar eerst nog even kijken. Eerst nog even goed realiseren wat ik eigenlijk zie. Een gigantische gasbol, brandend als de hel. Vanaf heel ver weg daar in de ruimte straalt hij zijn warme licht. Zonder zon geen leven. Donker, koud en dood. Zonder zon zouden wij hier nooit van z’n leven zijn. Hij klimt steeds hoger, wordt steeds geler, het wordt me haast te fel. Moet denken aan de tweede symfonie van Gustav Mahler. Die draaide ik vaak als de zon opkwam en ik nog moest gaan slapen. Maar nu dus even tiepen. Een column voor de krant. Iets over het gehuil in de sport en politiek? Ach nee, dat moet iedereen maar mooi zelf bekijken, wanneer men huilen wil. Wat ik heb ik daar nou van te vinden, nee dat laat ik gaan. De wereld is een zooitje. Waar moet ik beginnen? Ik vind op dit moment van alles, maar de zon het mooist. Hij staat inmiddels een stuk hoger. Vandaag is echt begonnen. „Over tot de orde van de dag”, zeg ik lachend in de chaos om me heen.
Dagblad van het Noorden, 17 februari 2018